Recensie Zoals de ouden zongen ...

Theater ’t Ros voldoet aan de verwachtingen.

Première gezien door Kees Daris, op 1 maart 2024. 

Het is 20.00u. Het Knegselse theatergezelschap ’t Ros speelt in de eigen theaterzaal in MFA De Leenhoef, de première van Zoals de ouden zongen. ’t Ros beloofde “uiterst komisch volkstoneel” en komt deze belofte volledig na. Het stuk past uitstekend in de traditie waar het theatergezelschap zijn naam mee heeft gevestigd. De Vlaamse schrijver René Gijbels schreef het stuk dat doorspekt is met komische dialogen, die erg in de smaak vallen. Regisseur Bernard Tholen weet als geen ander waar “zijn” publiek voor komt. Je zou je af kunnen vragen of het genre nog wel past in deze snel veranderende tijd. Zes, op voorhand, uitverkochte voorstellingen, bewijzen in ieder geval dat er nog steeds in grote getale liefhebbers zijn. De tekst, het spel en het zeer verzorgde decor, maken dat het publiek geniet van ruim twee en een half uur volkstoneel zoals het bedoeld is. Het Kempische dialect helpt daar ook bij.

Het stuk speelt zich af in het dorpscafé van Sjef en Ciska. Daarvoor is niets aan het toeval overgelaten. Als het doek opengaat zien we een zeer verzorgd decor waarbij de bar meteen in het oog springt. Het bier vloeit zelfs rijkelijk uit de tap. De sfeer van het stuk is meteen gezet, veel draait om Sjef, de kastelein. Vlak na sluitingsuur vertelt hij aan Peerke, een veelal dronken stamgast, dat hij en Ciska vroeger een scheve schaats gereden hebben, en nog wel met de buren ook, slager Toon en zijn vrouw Bets. Uit deze affaire zijn twee kinderen geboren, dochter José, bij de slagersfamilie en zoon Jos in het café. Ofschoon de vier vreemdgangers vele jaren hun best hebben gedaan om het voorval in de doofpot te (ver)stoppen, moesten ze toch met de billen bloot toen Jos en José verliefd op elkaar werden en zelfs met elkaar wilden trouwen. Het dorp spreekt er schande van. Vanzelfsprekend gaan de huwelijken van de slagers- en de horecafamilie niet altijd over rozen door de gebeurtenissen in het verleden.

Inmiddels zijn Jos en José met elkaar getrouwd. Jos is de zoon van Toon en Ciska en werkt in de slagerij. José is de dochter van Sjef en Bets en werkt in het café. Tot overmaat van ramp hebben beide echtelieden een aardje naar hun vaartje, met andere woorden, de appel valt niet ver van de boom. Jos voelt er wel voor om samen met Trineke zijn studie weer op te pakken in Nijmegen. José wordt daar zeer verdrietig van en laat zich troosten door de jonge postbode. En dan is daar nog de koster die duidelijk behoefte heeft aan een partner om zijn zinnen te verzetten. Het maakt hem niet zoveel uit wie die partner zou kunnen zijn, de weduwe van de oude postbode, de vrijgezelle tante van Trineke, Katrien, of toch het mooiste zustertje van het klooster. Zelfs Ciska komt in aanmerking. Hoe dan ook, de pastoor en de veldwachter hebben er veel moeite mee om alles in het gareel te houden. En dan is daar nog de hogere macht van Sint Petrus, die zijn invloed via dromen van de pastoor en Katrien uitoefent. Oma, die alles wil weten, is de eerste die het goede nieuws van José te horen krijgt, waardoor dat huwelijk in ieder geval nog gered wordt.